Op 11 november 2007 vraagt Hans van Mierlo Connie Palmen ten huwelijk. Op 11 november 2009, de dag waarop ze elf jaar en elf dagen bij elkaar zijn, trouwen ze in de Rode Hoed in Amsterdam.
Op 11 maart 2010, na een ziekbed van zes weken, sterft Hans van Mierlo op de intensivecareafdeling van het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis te Amsterdam. 48 dagen na de dood van haar man begint Connie Palmen aan dit Logboek van een onbarmhartig jaar. Bang voor de dood van het vergeten zit Palmen met de pen op de huid van de pijn die de dood van een geliefde veroorzaakt. Het logboek is het aangrijpende verslag van de hunkering naar een verdwenen lichaam, van zelfverlies, woede, en van de liefdevolle herinneringen aan een prachtige man.
“De schaamte als ik over straat ga, zuchtend, blazend, kreunend. Zonder hem kan ik nauwelijks lopen. Als ik word gadegeslagen weet ik dat anderen vooral iemand niet zien. Ik ben iemand niet. Ik ben bespottelijk alleen. Sommige mensen slaan een hand voor hun mond als ze me ontwaren.”
Pers
“Het hart, die gemaltraiteerde spier die eerder door Palmen al zo beklagenswaardig werd beschreven in De vriendschap, is ook een tweekoppig monster, toegerust op liefde én verraad. Anders zou het bij de dood van een geliefde immers ook zomaar kunnen stoppen met kloppen. Misschien is het dat onderliggende besef, een nuchterheid tegen wil en dank, wat dit logboek zo aangrijpend maakt. Nederland is te klein voor Connie Palmen.”
– Marja Pruis, De Groene Amsterdammer